Alberto bleef in de latin voorhoede van Nederland spelen. Niet specifiek salsa, maar allerhande Caribische ritmes. De hausse rond de bossanova in de jaren zestig was hem niet voorbij gegaan. De vonk sloeg over na een bezoek aan een concert van Elis Regina met Jair Rodrigues en het thuis nog eens beluisteren van hun album "Dois Na Bossa" (Companhia Brasileira de Discos P 632 765 L, 1965).
Ook calypso en bigi pokoe had zijn belangstelling. Eind jaren '70 treffen wij hem opnieuw in gezelschap van een aantal van zijn oude makkers van Ritmo Natural. In die jaren speelden zij allen in Sonora Paramarera, een formatie opgericht door onder andere Roy Chin-A-Pow.
Het was de periode dat
Celia Cruz met het orkest van Pete "Conde" Rodríguez haar eerste concertreeks in Nederland gaf. Sonora Paramarera was het voorprogramma. Van 3 tot 6 november 1978 stonden zij achtereenvolgens in het Concertgebouw in Den Haag, het Turfschip in Breda, Musis Sacrum in Arnhem en tenslotte een afsluitend concert in de Jaap Edenhal te Amsterdam. Zeker na het tweetal uiterst succesvolle concertreeksen van Tito Puente het jaar daarop brak de salsa definitief in Nederland door. In de Stadsgehoorzaal van Leiden werd op 18 mei 1980 het "1e Holland Salsa Festival" gehouden. Het programma bestond uit optredens van alweer Sonora Paramarera en nog een aantal andere orkesten.
Speciale attractie tijdens het festival: een als een feniks uit haar as herrezen "Ritmo Natural '79". Bij deze gelegenheid bestond het orkest uit Alberto op timbales, Jan Laurens Hartong op piano, Henk Haverhoek op bas; Koos v.d. Sluis op buegel, Klaas Wit op bas buegel en tenslotte Steve Boston op conga’s.
Toch waren deze spectaculaire optredens wat betreft Sonora Paramarera een zwanenzang. In de loop van de tijd hadden veel leden van het eerste uur om allerlei redenen afgehaakt. Het nieuwe bloed deed het orkest van karakter veranderen en maakte dat ook de laatste van de oude garde het voor gezien hield. Na een vergadering besloot de nieuwe lichting door te gaan. De vacante plaatsen werden ingevuld, Alberto de Hond nam samen met Ober Hewitt de leiding en het aldus vernieuwde orkest kreeg de naam "Orchestra Sonora". Het orkest was vooral in de jaren '80 actief en voerde een breed repertoire.
Van salsa tot samba en van calypso tot cumbia. Alberto's oriëntatie was breed en de Braziliaanse genres waren hem net zo lief als de Cubaanse. Vanwege die brede oriëntatie hebben talloze artiesten van naam met hen opgetreden. Enkele in het oog springende namen zijn die van Josee Koning, Thérèse Steinmetz, Denise Jannah en Maria de Castro.
Vragen
Maar nog even terug naar 1969. Het werk met Ritmo Natural voedde Alberto's honger naar kennis over de Caribische muziek en instrumenten. Een honger die Steve, Grunchi en de andere muzikanten om hem heen niet echt konden stillen. Alberto besefte dat de antwoorden die hij zocht, niet in Nederland waren te vinden. Het geld dat hij met de optredens in La Bonanza verdiende, is hij daarom opzij gaan leggen. Na de drie Bonanzamaanden en het optreden in Paradiso, zag hij in de krant een advertentie van de Bijenkorf. Dit eerbiedwaardige warenhuis organiseerde in die dagen een 16-daagse reis naar New York. Bij Alberto ging een lichtje branden. Dit was de plaats waar hij antwoorden moest kunnen vinden. Hij boekte de reis en in New York aangekomen, spoedde hij zich naar 46th Street waar de winkel was van Henry Adler. Hij was aan dit adres gekomen vanwege het door deze Henry Adler uitgegeven boek: "Humberto Morales' Latin-American Rhythm Instruments and how to play them" (Henry Adler Inc., 1958). In de winkel aangekomen vroeg Alberto om lessen voor timbales. Henry Adler vertelde dat hij kon bemiddelen bij twee leraren en noemde hun namen. De eerste, Chino Pozo, zei Alberto op dat moment niets. De andere naam, Ubaldo Nieto, deed wel een belletje rinkelen. Niet dat Alberto hem linkte aan het orkest van
Machito waarmee deze timbalero jaren had gespeeld, maar vanwege het feit dat deze percussionist een supplement had geschreven over latin ritmes en speeltechnieken in dat bewuste boek van Humberto Morales.
De keuze was snel gemaakt. Henry Adler legde het contact en de volgende dag spoedde Alberto zich met de metro naar het opgegeven adres in de Bronx. Daar op het adres Concord Avenue 434 moest het gaan gebeuren. Het zal indertijd best wel indruk hebben gemaakt dat iemand helemaal uit Europa kwam om les te komen nemen, maar het werd opgepakt alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Midden in de kamer stond een set timbales opgesteld en Alberto moest tonen wat hij kon. Uiteraard wilde Alberto zijn beste beentje voorzetten. Hij pakte uit met een chachacha zoals hij die had geleerd in de Tropicana. Maar na amper twee maten te hebben gespeeld, verzocht Ubaldo hem te stoppen. Hij had het al gehoord. Het leek er niet op. Alberto moest terug naar af en helemaal opnieuw beginnen. Die eerste keer kreeg Alberto zo veel nieuwe dingen voorgeschoteld, dat hij zelf begon te twijfelen of hij er nog wel uit zou komen. Met de linkerhand clave spelen en met de rechterhand weer een ander patroon. "Daar bij Uba kreeg ik het niet voor elkaar die eerste dag. Ik had het wel in mijn hoofd zitten, maar ik kon het nog niet met mijn handen doen. Dus op de terugweg in de metro zat ik die ritmes te oefenen. De passagiers moeten hebben gedacht dat ik niet goed bij mijn hoofd was. Ik zat daar maar met mijn handen….
Ha, ha… Maar op een gegeven moment had ik het door.
De volgende dag speelde ik precies wat hij bedoelde." Alberto glom van trots. Tot aan de laatste dag van zijn vakantie kwam Alberto elke middag terug. Van de lessen nam hij cassettebandjes op en nam foto's om het later thuis nog eens op zich te laten inwerken. Natuurlijk wilde Alberto ook het echte werk meemaken. Ubaldo tipte hem voor de clubs die hij moest bezoeken en 's avonds ging Alberto op pad. Hij kwam terecht in clubs zoals de Corso en de Caborojeño. In die laatste club speelde het orkest van Tito Puente met La Lupe. Natuurlijk kende hij hun platen. Maar zo'n orkest live meemaken, was andere koek. De vragen waarvoor hij de hele reis had ondernomen, hadden die dagen hun beantwoording wel gekregen. Maar hij had meer gekregen. Overweldigd door alles wat hij daar had gezien en gehoord veranderde zijn kijk op deze muziek van voorliefde in grote liefde. Dit was de richting waarin hij verder wou gaan. Op de terugweg ging Alberto nog even bij Henry Dalers winkel langs. Zo veel als de bagagevoorschriften het toelieten, kocht hij instrumenten in. Zo mooi had hij ze niet eerder gezien en kocht van alles wat. Van gyros en bongo’s tot koebellen en shekeres.
Import en export
Terug in Nederland toonde Alberto zijn schatten aan zijn vrienden. Die stonden ervan te kwijlen en iedereen vroeg of hij ze wou verkopen. Dat was hij niet bepaald van plan, maar het deed hem wel beseffen dat er voor deze instrumenten in Europa een markt bestond. In Nederland waren op dat moment alleen instrumenten van het uit Frankrijk afkomstige merk "Asba" te koop. Instrumenten die in kwalitatief opzicht niet konden tippen aan die van Latin Percussion die hij had meegenomen. Alberto rook handel. Hij begon brieven te sturen naar Henry Adler om achter het adres van de fabriek te komen. Deze liet taal noch teken van zich horen. Alberto was niet voor één gat te vangen en zocht contact met
Johnny Pacheco, één van de vele artiesten waarmee hij die twee weken in New York persoonlijk kennis had gemaakt. Het duurde eventjes, maar uiteindelijk kwam er toch post uit Amerika. Johnny bleek de brief te hebben doorgegeven aan Martin Cohen, de eigenaar van Latin Percussion. Die zag het wel zitten om Europa als afzetgebied erbij te krijgen en al snel werden de zaken beklonken.
Aldus werd Alberto in 1970 vertegenwoordiger van Latin Percussion. Zeker in de beginperiode kon Alberto niet altijd op begrip rekenen. Buiten een betrekkelijk kleine kring muzikanten waren de instrumenten vrijwel onbekend. Bijgevolg was er ook geen vraag naar. Geregeld werd Alberto geconfronteerd met de opmerking dat het enige Nederlandse orkest met Zuid-Amerikaanse muziek dat van Malando was, en dat diens muzikanten al van instrumenten waren voorzien. Maar Alberto liet zich niet afschepen. Binnen de kortste keren ontplooide hij allerhande initiatieven om de instrumenten te promoten. In zijn winkel in elektronica werd een hoek ingericht om de instrumenten tentoon te stellen. Hij maakte reclame en toonde de instrumenten op beurzen. Eerst alleen in Nederland, maar later ook op de internationale muziekbeurs in Frankfurt. Jaarlijks ging hij naar New York en besprak daar nieuwe ideeën voor verdere verbetering van de promotie. Zo liet hij Martin Cohen op een keer de bandjes horen die hij had gemaakt van de lessen van Ubaldo Nieto. "Om dit soort instrumenten in Europa te kunnen verkopen, zouden de mensen op z'n minst moeten weten hoe je erop moet spelen.
Martin zou eigenlijk instructie-lp's moeten uitbrengen…" Volgens Alberto werd het idee meteen weggewuifd. Desalniettemin verschenen in 1974 de eerste instructie-albums van een kersvers "Latin Percussion Ventures".
Het zijn albums waaraan een keur aan percussionisten meewerkte, waaronder Carlos "Patato" Valdez en José Mangual Sr. De albums hadden sprekende titels zoals "Understanding Latin Rhythms" (deel 1 en 2) en "Drum solo's" (deel 1,2 en 3). Later werden ook albums rond de topartiesten geproduceerd wat titels opleverde zoals "Patato and his LP friends" en "Ready for Freddy". Hoewel Martin Cohen het nooit heeft toegegeven, staat het voor Alberto de Hond als een paal boven water dat het zijn idee is geweest.