Ritmo Natural
In het boek "Surinaamse muziek in Nederland en Suriname" (red. Marcel Weltak, pag. 109-110) worden de daarop volgende gebeurtenissen als volgt omschreven: "Het is de ritmesectie van Max Woiski Jr., Ritmo Natural, die zich na een zakelijk conflict met Max Woiski Jr., aanbiedt bij Hans Dulfer. Hij maakt met hem enkele platen." Uit het verhaal van Alberto de Hond blijkt met name dat aanbieden net enkele nuances anders te liggen. Die ritmesectie bestond indertijd uit Steve Boston op timbales, Grunchi voor zang en conga’s, Jan Jacobs op bass en Ronald Langstraat op piano. Begin '69 besloten zij bij Woiski Jr. weg te gaan. Na zoveel jaar hielden zij het daar voor gezien. De deserteurs werden de body van Carl Schulze's Latin Sextet. Alberto behoorde wat hen betreft tot het meubilair en vroegen hem om zich bij hen aan te sluiten. Op drums wel te verstaan. Het sextet, dat vooral latin jazz speelde in de stijl van Cal Tjader, was die zomer voor het grote publiek te horen tijdens het Hammerveld Jazz Roermond festival. Het groepje was wat onbestemd en moest duidelijk zijn vorm nog krijgen. In het verlengde daarvan wisselde het gezelschap verschillende keren van naam. Zo heette het enige tijd Combo Sensación. |
Dat alles veranderde nadat de ritmesectie van de bekende impresario Lou van Rees een engagement kreeg voor maar liefst drie maanden achtereen in La Bonanza. Indertijd een bekende uitgaansgelegenheid in de Rotterdamse Van Speijkstraat van Lou Hidalgo. Opnieuw veranderden zij van naam. Op voorstel van Grunchi maten zij zich de naam "Ritmo Natural" aan en gingen aan de slag. Het werd een periode die Alberto zich nog lang zou heugen door de avonden waarbij zij van negen tot drie moesten spelen. Er was heel de avond slechts één enkele pauze. Dan werd er een elpee opgezet en wanneer deze na pakweg een kwartier was afgelopen, moesten de muzikanten weer terug het podium op. In het holst van de nacht moesten zij elke avond weer terug naar Amsterdam. Het was hartje winter met veel sneeuw en ijs op de weg. Alles bij elkaar was het erg intensief en vergde veel van de mannen. Gelukkig deden zich geen ongelukken voor en de opdracht werd volbracht.
Na het geploeter met La Bonanza kwam opeens Hans Dulfer in het spel. Zijn toenadering kwam niet helemaal uit de lucht vallen. Steven Boston had al een tijd met deze free-jazz saxofonist en de kring muzikanten om hem heen samengewerkt. Dat was tijdens de bijzondere woensdagavondsessies die Dulfer eind jaren zestig in het Amsterdamse Paradiso organiseerde.
Ook speelden zij in die tijd samen in Soulbrass Inc. Ze waren geen onbekenden voor elkaar en Dulfer wist als geen ander waar Steve Boston en Ritmo Natural voor stond. Over zijn experiment met Ritmo Natural vertelt Hans Dulfer aan Jacques Los: "Ik merkte dat op die avant-garde jazz weinig mensen afkwamen. Leuk vond ik dat niet. Het liefst speel ik voor veel mensen. Je begrijpt, ik wilde beroemd worden!
Ik had toen al het idee om die hedendaagse jazz op een andere manier te spelen. Met een soort latin of Afrikaanse achtergrond en zo kwam ik terecht bij de ritmesectie van Max Woiski. Dat werd dus jazzy wereldmuziek en het begin van de Perikels. Ik had allerlei nationaliteiten in de band: Antillianen, Marokkanen, Syriërs en Israëliërs. Het was een grote groep en ik kon lekker over de begeleiding heen spelen en improviseren, gieren en piepen. En heel Amsterdam ging uit zijn dak. Ik werd overal gevraagd, het was modern en toch leuk. Er zijn in die tijd drie platen gemaakt waarvan "Red Red Libanon" nog een redelijke hit is geweest." (2) Die "redelijke hit" van Hans Dulfer met "Red Libanon" bestond daaruit dat de single op 10 oktober 1970 een tipnotering voor de Nederlandse hitparade kreeg. Maar daar het bleef bij; het nummer kwam niet verder. Zeven jaar na dato kreeg het nummer in een uitvoering met de Perikels opnieuw een tipnotering. Maar net als bij de eerste single bleef het bij deze enkele notering.
Met het geciteerde verhaal van Hans Dulfer wordt met zevenmijlslaarzen door een passage latin muziekgeschiedenis gestapt die het waard is om nader onder de loep te nemen. Over hoe dit indertijd precies in zijn werk is gegaan, vertelt Alberto: "Op een gegeven moment werden wij gevraagd, ik weet niet meer hoe en wat, waarom of door wie. Wij speelden met het combo, dus met het orkest wat daar met Woiski speelde, mezelf inbegrepen en Carl Schulze op vibrafoon d'r nog bij. Wij werden gevraagd om in Paradiso te spelen. Nou, wat moet in die tijd een Caribisch orkest in Paradiso doen? Dat waren toen jazz-avonden die door Hans Dulfer werden georganiseerd. Nou, wij gingen daar spelen en deden gewoon ons eigen ding. In het programma van die avond speelden ook de Free Jazz Boys: Willem van Maanen, Willem Breuker, Hans Dulfer, Han Bennink en Maarten van Regteren Altena.
Dat waren de progressieve jongens. Dus wij speelden en die kerels werden daar zo door gegrepen dat zij gingen meespelen. Zij begonnen daar doorheen te scheuren en doorheen te toeteren met de hele bedoeling de boel te ontregelen. Want dat was de hele achtergrond van hun muziek. Het was een soort protest. Maar er viel niets te ontregelen want wij stonden als een rots. Dus zoals wij begonnen, zo eindigden wij ook. Na afloop van dat concert vroeg Hans ons of we met hem wilden gaan spelen. Ik vroeg nog: "ja, maar wat moeten wij gaan doen?" Hij antwoordde: "Ik vind het zo mooi om tegen een muur van ritme aan te blazen die niet omver valt te raggen."
Nog in datzelfde jaar won Hans Dulfer de Wessel Ilcken-prijs en kreeg een televisie-uitzending aangeboden. Dit programma bracht Hans Dulfer samen met Ritmo Natural in Nederlandse huiskamers. De samenwerking met Hans Dulfer heeft alles bij elkaar zo'n drie jaar geduurd. Uit het verhaal van Hans Dulfer zou je kunnen opmaken dat zijn latere Perikels uit Ritmo Natural zijn voortgekomen. Ook het verhaal van Franky Douglas, gitarist bij de latere Perikels van Hans Dulfer, duidt in deze richting. "Zo ontstond de formatie Hans Dulfer en Ritmo Natural: een eerste stap in de goede richting - die van "totale vrijheid van spelen op een vast ritme". Toen Dulfer naar uitbreiding zocht, stuitte hij op Solat - zangeres Lilian Jackson (later van Spargo) was er inmiddels bijgekomen, en Mildred Douglas ook. Solat en Ritmo Natural gingen vanzelf in elkaar overlopen, en zo kreeg Hans Dulfer uiteindelijk zijn Perikels." (3) Wellicht dat de artistieke evolutie van Hans Dulfer zo is verlopen, maar volgens Alberto de Hond was de overgang van Ritmo Natural naar de Perikels zeker niet glijdend. Zij en de muzikanten van Solat hebben nimmer met elkaar gespeeld. Even impulsief als de samenwerking was ontstaan, werd deze door Dulfer beëindigd.
In de beleving van Alberto was Dulfer niet iemand die zich ergens aan bond; de mensen waarmee hij speelde, moesten hem een kick geven. Zodra dat over was, sloot hij het hoofdstuk af en ging op zoek naar nieuwe inspiratie. Bij hem was er geen plaats voor een vriendschap en solidariteit zoals die tussen de leden van Ritmo Natural bestond. Alberto raakte als eerste met Dulfer gebrouilleerd. Bij de opnames voor "El Saxofón", oktober '71, was hij al niet meer van de partij. Steve en Grunchi nog wel. Deze trokken echter partij voor Alberto en beëindigden kort na die opnamen de samenwerking met Dulfer. Deze breuk met Dulfer betekende niet het einde van Ritmo Natural. In tegendeel. De ritmesectie was door het succes in trek geraakt. De mannen werden gevraagd om andere artiesten te ondersteunen waaronder Wim Overgauw, Eddie Engels, Jan Huydts, Dick en Jan Vennik, Cees Schrama, Gijs Hendriks en Theo Loevendie. Ook was er het nodige studiowerk. Het einde kwam toen Grunchi het plan opgevatte om terug te gaan naar Suriname. Als zanger voor op het podium en met zijn conga’s was hij binnen de groep de grote aanjager. Na zijn vertrek viel daarom alles uit elkaar. Hiermee kwam een einde aan een orkest dat vermoedelijk aanspraak kan maken op het zijn van één van de eersten die latin muziek in een meer authentieke stijl speelde. Een stijl die het grote publiek nog niet had bereikt. Wat hen bezielde? Geheel in de tijdgeest passend, was het een onbestemde mengelmoes van bevlogenheid en zich tegendraads afzetten tegen de gevestigde orde.
"Malando met zijn rumba orkest speelde weliswaar latin, maar zij waren vanuit ons standpunt bekeken de commerciëlen. Wij hadden een meer puristisch standpunt." Hoe je hun stijl ook zou willen duiden, zonder het zich op dat moment bewust te zijn, plaveiden zij de weg voor een nieuw muziekgenre. |