Alfredo beschouwt de leden van het orkest dan ook als leerlingen van zijn "school". Is het grootspraak? Er zijn inmiddels in Europa heel wat orkesten van een opvallend hoog niveau. Toch kunnen maar weinig van deze orkesten erop bogen het officiële begeleidingsorkest van Celia Cruz te zijn geweest tijdens verschillende Europese tournees. Nu springt de naam Celia Cruz meteen in het oog. Maar niet alleen deze salsadiva heeft samen met Mercadonegro getoerd. De heren kunnen een indrukwekkende lijst namen op hun curriculum vitae plaatsen: Tito Nieves, José Alberto "El Canario", Cheo Feliciano, Albita Rodríguez, Richie Ray, Frankie Morales, Jimmy Bosch, Ray Sepúlveda, Giovanni Hidalgo en Dave Valentin. En dit is nog maar een eerste greep uit een veel langere lijst namen. De heren die samen Mercadonegro vormen zijn in Nederland geen onbekenden meer. Door de jaren heen hebben zij bij diverse gelegenheden op Nederlandse podia gestaan.
In augustus 2000 nog anoniem als begeleidingsorkest van
Alfredo de la Fé. Afgelopen zomer tijdens het Seven Bridges Festival traden zij opnieuw op samen met Alfredo, maar nu pontificaal onder eigen naam. Enkele maanden later zouden zij opnieuw in Amsterdam optreden, dit keer als begeleidingsorkest van José Alberto "el Canario" tijdens het 3e Contrabandafestival. Net als zoveel salsaorkesten in Europa hebben de leden allerlei nationaliteiten. De enige overeenkomst is, dat zij allemaal uit Zuid-Amerika komen en Spaans spreken. Maar dan komen meteen de verschillen. Doordat de één uit Argentinië komt, de ander uit Peru en weer een ander uit Cuba of Colombia, hebben zij allemaal een verschillende achtergrond. Dit uit zich in allerlei gewoontes en bijvoorbeeld ook het taalgebruik. De heren werken inmiddels zo lang met elkaar samen dat zij onderling een soort "Esperanto latino" zijn gaan spreken. Het hindert hen op geen enkele manier. Hetzelfde geldt min of meer voor hun muzikale achtergrond.
Voor de één is dat de timba, voor een ander de Puertoricaanse salsa en voor weer een ander de Colombiaanse salsa. Ook dit moest tot één geheel worden gesmeed. Op het eerste album klinken al deze verschillende achtergronden nog door, maar op het tweede album is dat al minder en heeft het orkest een eigen idioom gevonden. Mercadonegro kreeg zijn naam in 2002. Dat jaar kon Alfredo de la Fé na allerlei omzwervingen terugkeren naar New York. Het zou een uitgelezen kans zijn geweest om Mercadonegro in de New Yorkse salsascène te introduceren. Maar waar vele Europese orkesten ervan dromen het ooit in dit Mekka van de salsa te gaan maken, hebben de heren van Mercadonegro bewust voor Europa gekozen. Zij realiseren zich dat zij in New York één van velen zullen zijn. Hier in Europa hebben zij een soort missie: de salsa te introduceren. Hier zijn zij smaakmakers en beginnen naam en faam te krijgen.
Hier spelen zij met artiesten waarvan zij maar moeten afwachten of die ook in New York zo met hen willen spelen. Kortom, hier realiseren zij een droom die zij niet voor een nieuw avontuur willen opofferen. De heren vormen een hechte groep. Zonder eigen naam en onder de vleugels van Alfredo de la Fé opereerden zij in relatieve anonimiteit. Na het vertrek van Alfredo moest het evenwel over een andere boeg worden gegooid. De leiding werd overgenomen door pianist César Correa, percussionist Rodrigo Rodríguez en zanger Armando Miranda. Zij beseften dat de band een eigen naam moest krijgen. Nog geen maand later, op een dag na een concert, kwam conguero Alejandro Panetta met het idee van Mercadonegro. Een naam die de heren tot de verbeelding sprak. Het weerspiegelt voor de meesten van hen het legaal worden met het overwinnen van allerlei angsten, onzekerheden en vooroordelen na een kortere of langere periode van illegaal verblijf in Europa. Van het driemanschap dat de leiding nam, blijkt pianist César Correa (Peru, 1975) primus inter pares te zijn. Hij is de rol van muzikaal directeur gaan vervullen.
Bij verschillende gelegenheden heeft Alfredo de la Fé over hem de loftrompet gestoken: "Hij was 26 jaar oud toen hij met mij ging spelen. Ik vind hem één van de beste pianisten van de wereld. Ik vind hem geniaal." César laat al deze lof gelaten over zich heenkomen. Hij zoekt nog steeds zijn weg. Zijn voorbeelden daarbij zijn wat latinmuziek betreft Eddie Palmieri, Papo Lucca en Rubén González. Maar het zijn niet alleen latinpianisten bij wie hij zijn oor te luisteren legt; ook de jazz kan hem bekoren. César laat zich dan ook graag inspireren door het pianospel van Ray Charles en Chick Corea. Maar van alle namen die je erbij kunt slepen, steekt er één met kop en schouder boven de anderen uit en dat is die van Gonzalo Rubalcaba. Deze Cubaanse pianist ziet hij momenteel als zijn grote voorbeeld. César heeft zijn talent niet van een vreemde. Zijn vader had zichzelf autodidactisch piano leren spelen en trad op met orkesten die vooral aan Cubaanse muziek verwante ritmes op het repertoire hadden staan. Hij heeft César de grondbeginselen van de salsa bijgebracht.
Later bezocht César het conservatorium in zijn geboortestad Trujillo. Eenmaal in Zwitserland is hij zich gaan scholen in jazz. Verder heeft hij daar her en der nog wat privé-lessen gevolgd. Césars muzikale carrière begint zo'n beetje rond zijn elfde jaar. Hij kon toen in een lokaal orkest spelen dat niet alleen traditionele Peruaanse muziek zoals walsen en Afro-Peruaanse ritmes op het repertoire had staan, maar ook populaire muziek zoals salsa en cumbia. Hij was de jongste van het stel en kon zich optrekken aan de rijke ervaring van de oudere leden van het orkest. Ouder wordend en met zijn leeftijdgenoten optrekkend, werd zijn belangstelling gewekt voor rockmuziek. Op een goede (of kwade) dag zei hij de tradities vaarwel en maakte de overstap naar een bandje waarmee hij rockmuziek kon spelen. Hoe en waarom blijft een beetje vaag, maar op een gegeven moment is hij in Zwitserland terechtgekomen. Daar is hij zijn muzikale horizon gaan verbreden door zich te gaan verdiepen in jazz. Ook de salsa kwam weer in beeld. Al snel leerde hij namelijk andere latino's kennen.
Eén van hen was Rodrigo Rodríguez. Samen met hem is hij concerten gaan bezoeken. Vaak fantaseerden zij ook over het van de grond tillen van een eigen salsa-orkest. Mercadonegro is in wezen niet anders dan de verwezenlijking van deze fantasieën. Zijn maatje Rodrigo Rodríguez (Colombia, 1974) blijkt op een heel andere manier in de salsa terecht te zijn gekomen. Ook hij was elf jaar toen hij op school in zijn geboortestad Cartagena werd geronseld voor een groepje dat folkloristische dansen ging oefenen. Van het één kwam het ander en is hij zich in de folkloristische tradities van zijn land gaan verdiepen. Uiteindelijk kwam hij terecht in het nationaal ballet van Cartagena. Op een dag besloot hij zijn geluk in Bogotá te gaan zoeken. Maar na vier maanden, nog vóór hij goed en wel gesetteld was, kreeg hij een kans om door te reizen naar Europa. Daar kwam hij terecht in Zwitserland en is daar blijven hangen. Hij wou betrokken blijven bij de Zuid-Amerikaanse cultuur en muziek en ging zich toeleggen op percussie. Niet zozeer van traditionele muziek, maar meer van hedendaagse populaire Caribische dansritmes zoals salsa en merengue.
Zijn voorbeelden werden de Cubaanse percussionisten Orestes Vilató, Justo Barretto en Changüito (José Luis Quintana). Momenteel vindt hij de Venezolaanse percussionist Luisito Quintero het einde. Stukjes bij beetjes kreeg hij het Cubaanse percussie-arsenaal onder de knie en wist naam te maken. Uiteindelijk zou het hem in 1998 in contact brengen met Alfredo de la Fé. Door de stem van Alfredo en de directe, gebiedende manier waarop het gesprek verliep, dacht zanger Armando Miranda (Havana, Cuba, 1974) toen hij op een dag door Alfredo de la Fé werd gebeld dat één van zijn vrienden een grap met hem wilden uithaalden. Hij twijfelde en ging met zijn ziel onder de arm naar de afspraak. Spoedig bleek dat het geen grap was maar werkelijkheid. Een werkelijkheid die hem beviel en binnen de kortste keren vond hij aansluiting bij de groep. Ook hij deed zo rond zijn elfde jaar zijn eerste muzikale ervaringen op. Bij een Cubaan denk je dan meteen aan salsa of son. Maar in Armando's geval…. Hij was idolaat van Mexicaanse Mariachi-muziek. Hij kwam weer op het goede pad terecht toen een oom hem vroeg hem uit de brand te helpen. Die oom danste in een gezelschap dat traditionele Afro-Cubaanse muziek speelde maar op dat moment geen zanger had. Armando ging op het verzoek in en meldde zich op het opgegeven adres.