Afkomst en opleiding
De eerste persoon die de tambor, tumbadora of conga als solo-instrument gebruikte in bands met een Cubaans of jazzrepertoire, was Chano Pozo. Toen hij door Mario Bauza en Dizzy Gillespie werd gevraagd om in hun bigband te komen spelen, zetten zij samen de jazzwereld op zijn kop. Deze explosieve combinatie leidde tot composities als Manteca en Tin Tin Deo. Bovendien legden ze de basis voor wat we nu kennen als latin jazz, maar wat oorspronkelijk Afro-Cubaanse jazz of 'Cubop' werd genoemd. Na het plotselinge overlijden van Chano Pozo doken er figuren op die de conga als solo-instrument verder ontwikkelden en meer karakter gaven, zoals Cándido Camero, Carlos 'Patato' Valdés, Mongo Santamaría, Armando Peraza, Tata Guines en Ray Barretto. Overigens is Barretto geboren in New York, maar van Puerto-Ricaanse afkomst. Hij zou uitgroeien tot de eerste belangrijke congaspeler die niet in Cuba was geboren. Als puber lette Barretto 's avonds, als zijn moeder werkte, op zijn broertjes en zusjes. Urenlang zat hij dan naar de radio te luisteren en sijpelden de jazzinvloeden zijn leven in. Daarnaast luisterde zijn moeder naar Cubaanse en Puerto Ricaanse muziek, als ze thuis was. Zo hebben zijn liefde voor de muziek en zijn muzikale smaak zich ontwikkeld.
In 1949 wordt Barretto als 17-jarige soldaat met het Amerikaanse leger naar Duitsland gestuurd. Tijdens zijn diensttijd wordt hij gegrepen door een opname van Chano Pozo, die grote indruk op hem maakt. De trommen roepen en hij gaat op zoek naar andere muzikanten in het leger. Tijdens een jamsessie breekt hij een banjo en maakt er een trom van. Eenmaal terug in New York koopt Barretto een conga en trekt in Harlem langs de bars om te jammen met jazzmuzikanten. Barretto zegt daarover: "Ik wist geen raad met mezelf totdat de muziek en ik elkaar ontdekten". Barretto begint zijn ontwikkeling in de jazzwereld. In 1954 treedt hij officieel toe tot de latin scene, wanneer mambo-legende José Curbelo hem contracteert om in zijn orkest te spelen. Hij zal daar vier jaar blijven spelen. Op een dag vraagt de koning van de timbal, Tito Puente, hem om Mongo Santamaría te vervangen, die is overgestapt naar de band van Cal Tjader. Zo komt het dat Ray Bar-retto op het album Dancemanía van Tito Puente de conga-partijen speelt. Vanaf dat moment groeit zijn bekendheid als goede congaspeler. Bij Puente leert hij wat het inhoudt om een orkest te leiden en bijeen te houden. Het is zijn leerschool voor de toekomst.
De grote sprong
In 1961 richt Ray Barretto zijn eerste band op. Dat is hét moment om zich te profileren. Tussen 1961 en 1967 neemt hij meerdere platen op met zijn charangaorkest 'La Moderna'. Met een aantal nummers scoort hij grote hits op de Latijns-Amerikaanse radiozenders. Maar zijn succes in Amerika komt in 1962 met El Watussi. Het is een bijzonder nummer, zonder liedtekst, met alleen gepraat, dat enigszins doet denken aan wat we nu rap noemen, met als basis een son montuno-ritme met een charanga-sound. Dankzij dit nummer wordt de muziek van Ray Barretto populair bij de gringo’s. Ray Barretto heeft altijd begrepen dat verandering belangrijk was voor de ontwikkeling van zijn carrière. In de jaren 60 neemt hij verschillende platen op met verschillende ritmes, zoals de bossanova, boogaloo, chachacha, pachanga, guaguancó…. In 1965 heeft hij zelfs een album met filmmuziek opgenomen, met als titel El Agente 007.
Llegó la Salsa
In 1968 tekent hij een contract met het opkomende label Fania Records en wisselt de charangastijl in voor een line-up met twee trompetten. Hij versterkt de ritmesectie met Orestes Vilato op drums, en Luis Cruz op piano biedt ondersteuning als arrangeur om het concept en het geluid van de band te veranderen. Adalberto Santiago wordt leadzanger, en met deze formatie wordt Ray Barretto langzamerhand een van de belangrijkste ambassadeurs van de opkomende salsa. Enkele van zijn grootste successen uit die tijd zijn: Son, Cuero y Boogaloo, Quítate la Máscara, Mírame de Frente, Cocinando, Oye la Noticia, Vive y Vacila, Hipocresía en Falsedad. De formatie valt echter in 1972 uiteen en Ray Barretto wordt diep geraakt: hij blijft achter zonder band.
Achteraf zal hij hierover onder meer zeggen: "Niemand weet of begrijpt hoezeer ik toen gekwetst ben; het besef dat je weer moet opkrabbelen en met nieuw bloed verder moet. Het is moeilijk onder woorden te brengen. Je voelt een diepe wond en enorme verwarring. Op dat moment vroeg ik met af wat er was gebeurd, wat ik had gedaan. Zoals in het lied Yo quisiera saber qué yo he hecho [Ik zou willen weten wat ik heb gedaan]. Maar welbeschouwd ging het erom wat mijn ambities waren en de vraag of ik zou blijven liggen of weer zou opstaan. Ik heb mijn trots en mijn talent en ik wist wat ik kon, dus toen ik er mentaal klaar voor was, heb ik weer een band gevormd".
Congo Bongó
Naast zijn carrière als bandleider was Ray Barretto ook de officiële congaspeler van de Fania All Stars. Maar geen speler van dertien in een dozijn. Hij had een eigen persoonlijkheid. De kracht in zijn spel maakte indruk op iedereen die hem zag spelen. Die man van Puerto Ricaanse afkomst, die schreeuwend op het podium de melodieën verdeelde, was te vergelijken met rocksterren als Santana of Jimi Hendrix. Wij latino's waren trots toen we zagen dat de conga zich verspreidde naar alle continenten, dankzij het werk van Ray Barretto. Een mooi voorbeeld was het duel tussen hem en de grote Mongo Santamaría in 1975, toen ze samen het nummer Congo Bongó speelden. Het publiek, opgezweept door het trommelspel van Mongo en Barretto, stormde massaal naar voren. Duizenden mensen gooiden de hekken om en renden naar het podium. Fania moest het concert stopzetten. Dat was een belangrijk moment in de geschiedenis van de New Yorkse latinobevolking. Voor het eerst in de geschiedenis werd er een groot concert gegeven voor de latino’s. |