Latin Emagazine
 
Het éérste online latin bladermagazine
in Nederland en België (v.a. dec 2009)

 
Cursus Spaans voor beginners:
Dit is een goede basiscursus voor iedereen die Spaans wil leren. U kunt er alle kanten mee op. Wilt u Spaans leren voor de vakantie, voor het werk of als hobby? Dan geeft deze cursus u een prima start. We gebruiken een interactieve lesmethode met veel oefenmateriaal. Tenslotte is een taal leren ook een kwestie van kilometers maken. Deze cursus wordt gegeven in Breda.
Spaans leren in Breda en omgeving?
Word ook gratis lid v/h Latin Emagazine!
Word ook gratis lid van het Latin Emagazine
Het Latin Emagazine is helemaal gratis!
Word ook gratis lid van het Latin Emagazine
Maximaal 1 bericht per maand
Word ook gratis lid van het Latin Emagazine
Elke 5e of de 6e v/d maand in je inbox
Word ook gratis lid van het Latin Emagazine
Uitschrijven is net zo simpel als inschrijven
 
 
Interview met: Septeto Nacional (Cuba)
In de reeks van "Interview met" heeft het Salsa Info team bestaande uit Otto & Kati van Helden (Lago Latino), André Lambeck & Caroline Bergwerf (Latin Emagazine) diverse nationale en internationale artiesten geinterviewd. (2004 t/m 2006)

Noot: Wees er van bewust dat de inhoud van het interview is gedateerd.
terug naar index alle edities van het Latin Emagazine
Datum: 6 april 2006
Waar: Stadstheater, Zoetermeer
Interview: Otto van Helden
Redactie: Caroline Bergwerf
Fotografie: Kati van Helden
Rubriek: Latin interviews
Otto van Helden
Wie: Frank "el Matador" Oropesa, Ricardo Oropesa, Eugenio "Raspa" Rodríguez (1942)
"Echale salsita / Doe d'r een beetje saus bij"
"Septeto Nacional: in de traditie van de Buena Vista Social Club" vermeldt de flyer om het publiek een hint te geven over wat er staat te gebeuren. Het woord "traditie" is hier zeker op zijn plaats. Dat wat daarop volgt is echter minder gelukkig gekozen. Dat naar de Buena Vista Social Club wordt verwezen, is op zich niet vreemd. Hun muziek is immers bij een breed publiek bekend. Maar het geeft een onwennig gevoel wanneer een origineel wordt aangeprezen door te verwijzen naar een kopie. Want dit is wat wij met Septeto Nacional in handen hebben: een origineel. Net als overal is ook op Cuba een mensenleven eindig. Dit geldt echter niet voor orkesten. In het aangename klimaat gedijen zij als nergens anders. Orkesten lijken er het eeuwige leven te hebben. Het Septeto Nacional is zo'n onsterfelijk orkest. Lang leek het een goed verborgen schat op Cuba. Pas eind jaren negentig maakte Nederland voorzichtig kennis met het orkest. Een enkel optreden hier en een optreden daar. Dit jaar wordt Nederland bedacht met een uitgebreide tournee die de formatie langs talloze podia zal voeren.
Het orkest in actie is als een meesterkok: pannen niet te lang op het vuur en zorgvuldig doserend met allerlei ingrediënten. Een snufje hier, wat strooien daar... Het raffinement schuilt natuurlijk in het subtiele sausje en de gouden regel "overdaad schaadt". Want het lijkt muziek die uit de losse pols wordt gespeeld. In werkelijkheid gelden er strakke regels en heeft elk instrument een precies gedefinieerde rol. Dit is iets, dat niet op conservatoria wordt gedoceerd. Het is traditie waarmee je als muzikant bijzondere affiniteit moet hebben. Om in dit orkest te mogen spelen, moet je meer zijn dan alleen een goede muzikant. Je moet met deze muziek zijn opgegroeid en de verschillende stijlen tot in de puntjes beheersen. Want op deze muzikanten rust de niet geringe taak het erfgoed van de grondlegger van het orkest, Ignacio Piñeiro (1888-1969), over te dragen. Wat dat precies inhoudt en wat dat allemaal met zich meebrengt, daarover vertellen Eugenio Rodríguez, Frank Oropesa en diens broer Ricardo Oropesa, respectievelijk directeur, "administrador" en "representante artístico" van het orkest.

Zanger Eugenio Rodríguez, beter bekend als Raspa, is met zijn 63 jaar niet alleen in jaren de oudste maar ook nog eens de "oudstgediende" van het orkest. Raspa kende Ignacio Piñeiro eigenlijk alleen maar van gedag zeggen. Raspa realiseert zich pas nu, dat hij indertijd nooit de moeite heeft genomen om met de oude baas te praten. Dat kwam doordat de zanger toen alleen maar geïnteresseerd was in populaire dansmuziek. De muziek van het septeto had daarom niet bepaald zijn attentie. Het was dan ook nooit in zijn hoofd opgekomen om bij het orkest te gaan zingen, ware het niet dat de beroemde leadzanger van het septeto, Carlos Embale (1923-1998), hem graag in het coro wou hebben. Carlos Embale moest behoorlijk op Raspa inpraten om hem over te halen ook eens de traditie te proberen. Onder het mom van "eerst proeven, dan oordelen" is Raspa gezwicht voor het aandringen van Carlos Embale. Rond 1982 is hij gaan meedraaien. Het beviel en Raspa maakte definitief de overstap. Een paar jaar later was hij het, die na het vertrek van Carlos Embale de microfoon overnam.

De meeste leden van het orkest komen uit Havana. Bongocero Frank "el Matador" Oropesa is de uitzondering die deze regel moet bevestigen. Hij is afkomstig uit Cienfuegos. Als zoveel Cubanen heeft hij een aangeboren muzikale aanleg. Frank heeft dan ook nimmer enige muzikale scholing gehad en leerde bongo spelen door aandachtig naar platen te luisteren. Zijn muzikale loopbaan begon in een groepje van zijn broer. Regelmatig liet de bongocero het afweten en Frank viel dan voor hem in. Het bleek het begin van een lange carrière. Niet direct in de populaire dansmuziek maar in de traditionele rumba en de son. Het lijstje orkesten waarmee hij zoal heeft gespeeld, spreekt wat dat betreft boekdelen: Conjunto Tradicional de Sones Los Naranjos, Grupo NeoSon en tot slot het fameuze Conjunto Casino. Door toedoen van een bevriende muzikant is hij 11 jaar geleden bij het Septeto Nacional gekomen. Het verhaal dat Raspa, Frank en zijn broer Ricardo vertellen over de son, Ignacio Piñeiro en het Septeto Nacional begint eeuwen terug in de Sierra Maestra, een bergketen in het Oosten van Cuba. Waar en wanneer is niet bekend, maar vast staat dat de son daar ergens op het platteland moet zijn geboren. Van lieverlee komt de son terecht in de grote steden in het Noordoosten van Cuba. Het is inmiddels verworden tot ongepolijste volksmuziek met platvloerse elementen uit de traditie van de trovadores.

Rond de vorige eeuwwisseling is deze muziek tijdens de vrijheidsoorlog tegen Spanje met de vanuit het Oosten oprukkende bevrijdingslegers terechtgekomen in de arme volkswijken van Havana. Het was op dat moment nog steeds de luistermuziek van en voor de laagste sociale klassen. Om de son van dit stigma af te helpen, moest nog heel wat schaafwerk worden verricht. Het is hier, bij dit precisiewerk, dat de persoon Ignacio Piñeiro en zijn Septeto Nacional in beeld komen. Bij aankomst van de son in Havana schalde nog andere muziek door de volkswijken, uiteenlopend van rumba tot abakuá en van guajira tot bolero. Het was Ignacio Piñeiro die deze genres ging kruisbestuiven. Aldus slaagde hij erin de son naar een hoger artistiek niveau te tillen. Niet alleen in muzikaal opzicht maar ook wat betreft de gebezigde poëzie. Het is niet voor niets dat Ignacio Piñeiro "el poeta del son" wordt genoemd. Zijn arbeid resulteerde in een stadse variant met een vleugje rumba. Elegante dansmuziek die ook wel wordt aangeduid als "son urbano". Een creoolse muziekvorm met een eigen Cubaanse identiteit. Het is wellicht mede daardoor dat het genre populair werd bij hogere sociale klassen.

Bewust vermijden onze zegsmensen deze stijl te typeren als "Son Habanero" of iets van deze strekking. Het is een persoonlijke stijl van Ignacio Piñeiro. Want hoewel door de tijd heen het merendeel van zijn muzikanten uit Havana kwam, is er ook een bestendige lijn met markante zangers en muzikanten uit Cienfuegos. Deze lijst wordt aangevoerd door Cheo Jiménez (1910-1929). Andere namen zijn die van Rafael Ortiz (1908-1994) en Marcelino Guerra (1914-1996). Bij de jongste generatie wordt de band met Cienfuegos verzekerd door Frank "el Matador" Oropesa (1959) en de inbreng van zijn broer Ricardo Oropesa (1955). Maar terug naar het verhaal dat zich afspeelt in het eerste kwart van de vorige eeuw. De kleine combo's waarin de sonmuziek werd gespeeld, waren uitgegroeid tot sextetos. Deze sextetos werden op den duur septetos en de septetos werden op hun beurt door toevoeging van nog meer instrumenten conjuntos. Aan de voor deze ontwikkeling van deze muziek zo essentiële schakel, de doorgroei van sexteto naar septeto, is onlosmakelijk de naam verbonden van het Sexteto, later Septeto Nacional van Ignacio Piñeiro.

Deze doorgroei bestond eigenlijk alleen uit toevoeging van de trompet aan de traditionele sextetobezetting. Dat lijkt een fluitje van een cent. Maar niets is minder waar. Gelet op de strakke regels die golden voor de instrumenten en hun rol binnen de muziek, hadden de eerste trompettisten een hele kluif aan het definiëren van een nieuwe rol voor dit blaasinstrument. De inpassing van de trompet blijkt ten detrimente te zijn gegaan van de rol van de tres. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het niet Ignacio Piñeiro was, die als eerste met een trompet ging experimenteren. Dat waren de concurrenten van Sexteto Habanero. De trompet heeft uiteindelijk een markante rol gekregen maar desondanks blijft de trompet in muzikaal opzicht een toegevoegd instrument. Het "hart" van een septeto is en blijft de combinatie van tres, bongo en contrabas. De rest is versiering. Hoewel zij er dus niet mee begonnen zijn, is het Septeto Nacional op den duur wel met de eer van deze ontwikkeling gaan strijken. Terwijl de trompettisten van Septeto Habanero elkaar in snel tempo opvolgden, bleek de verbintenis van trompettist Lázaro Herrera (1913-2000) aan Septeto Nacional een goed huwelijk. Tot op hoge leeftijd is deze trompettist aan het septeto verbonden gebleven. Door het grote aantal vroege opnamen dat hij met het septeto realiseerde, wordt vooral hij naar voren geschoven als grondlegger van de rol van de trompet bij septetos.

Dit alles is een geschiedenis die zich afspeelde zo rond de jaren 1927, 1928. Het was ook een periode waarin het orkest zijn grootste triomfen vierde. Tijdens tournees door de Verenigde Staten werden in die jaren in New York hun eerste plaatopnamen gemaakt. Het jaar daarop, in 1929, had het orkest de eer Cuba te mogen vertegenwoordigen tijdens de Exposición Comercial Iberoamericana in het Spaanse Sevilla. Tijdens die tentoonstelling maakte Europa voor het eerst kennis met Cubaanse sonmuziek. Het sloeg aan, want de heren sleepten een gouden medaille in de wacht. Een paar jaar later, in 1933, herhaalde dit succes zich tijdens een internationale expositie in Chicago. Maar ondanks deze successen, of juist daardoor, verliet Ignacio Piñeiro in 1934 het orkest. Het septeto zou drie jaar later, in 1937, uiteen vallen als gevolg van het ineenstorten van de Cubaanse economie. Dit betekende echter niet het einde van het orkest. Met tussenpozen kwam het septeto bij elkaar en maakte af en toe zelfs opnamen.

Zo kwamen zij in 1946 bij elkaar om een twintigtal opnamen te maken met Miguelito Valdés. In 1953 kwam het orkest opnieuw bij elkaar door toedoen van Odilio Urfé. Deze was "Director del Instituto Cubano de Investigaciones Folklóricas" en in die hoedanigheid had hij Ignacio Piñeiro gevraagd om met zijn septeto een bijdrage te leveren aan het door hem georganiseerde "Festival Música Popular y Folklórica". Zij kwamen daarmee op de nationale televisie. Toch had het op dat moment veel weg van een zwanenzang. Juist op het moment dat alles in vergetelheid dreigde te raken, vond er op Cuba een aardverschuiving plaats. Na de Grote Omwenteling in 1959 werd de Cubaanse samenleving op nieuwe leest geschoeid. Om dat in banen te leiden, werden er allerlei instituten in het leven geroepen. Ook de muziekindustrie kreeg te maken met overheidsbemoeienis. De Staat wilde extra bescherming gaan bieden aan niet-commerciële volksmuziek. Dit in reactie op de commerciële producten van de populaire dansorkesten die in de periode voorafgaand aan de revolutie hun hoogtijdagen vierden. De doctrine was de toentertijd als "oubollig" bestempelde septetos dus gunstig gezind en als vanzelf kwam Ignacio Piñeiro met zijn Septeto Nacional in beeld. Door tussenkomst van een gemeenschappelijke kennis, de muzikant De la Rosa verbonden aan het Septeto Típico de Sones, werd Ignacio Piñeiro benaderd door Maria Teresa Linares en haar echtgenoot Argelier León, beiden verbonden aan de Dirección Nacional de Cultura.

Zij wilden dat Ignacio Piñeiro het orkest weer nieuw leven zou inblazen. De inmiddels redelijk op leeftijd gekomen bassist had daar wel oren naar. Nog in 1959 (maar het kan ook 1960 zijn geweest), bleek het orkest weer terug van weggeweest. Samen met nog een aantal andere septetos werd het orkest geclassificeerd als "Patrimonio de la Cultura Cubana". Daarmee werd het een van overheidswege in stand gehouden orkest met als bijzondere taak "de muziek van het Cubaanse volk" te verdedigen. Dit gaf het septeto een bijzondere status die het tot op de dag van vandaag nog heeft. Ignacio Piñeiro bleef bij het orkest totdat hij stierf. Zijn traditie wordt nu van generatie op generatie overgedragen. De huidige generatie is de vierde. Op dit moment spelen in dit orkest twee generaties. Zanger Raspa is ergens tussen de tweede en derde generatie ingestroomd. Met zijn allen zorgen zij er naar eer en geweten voor dat de stijl en daarmee het ware erfgoed van Ignacio Piñeiro behouden blijft.
Daarbij waarschuwen zij voor namaak. Een origineel kenmerkt zich door het magische getal "7". Het zijn de kopieën die een achtste, negende of zoveelste lid binnensmokkelen om het geluid te benaderen. Zelfs hun concurrentie van weleer, het Septeto Habanero, is inmiddels geen septeto meer.
Septeto Nacional (Cuba)
 
Septeto Nacional (Cuba)
 
Septeto Nacional (Cuba)
 
Septeto Nacional (Cuba)
 
Septeto Nacional (Cuba)
 
Septeto Nacional (Cuba)
 
Septeto Nacional (Cuba)
 
Septeto Nacional (Cuba)
 
Septeto Nacional (Cuba)
 
Septeto Nacional (Cuba)
Het gezelschap heeft er leden bij gekregen en heeft zich nu omgedoopt in "Conjunto Típico de Sones Habanero". Ook Los Naranjos, een concurrerend septeto uit Cienfuegos, is inmiddels omgedoopt tot "Conjunto Tradicional de Sones Los Naranjos". Nieuwkomer Sierra Maestra is in wezen een conjunto en noemt zich daarom bewust niet "Septeto Sierra Maestra" maar "Grupo Sierra Maestra". Gelet op hun missie zou je denken dat het septeto bij het kiezen van het repertoire zou putten uit de ruim 700 composities die Ignacio Piñeiro bij zijn dood heeft nagelaten. Niets is minder waar. Alsof deze muzikale schatkist niet vol genoeg is, wordt het repertoire voortdurend uitgebreid met nieuwe composities en arrangementen. Hierbij komt het erop aan om in de geest van de illustere grondlegger te handelen. Ieder heeft daarbij een inbreng. De leden van het orkest vormen tegelijk een soort kwaliteitspanel. Elk lid wordt geacht anderen aan te spreken om de kwaliteit op het vereiste niveau te houden. Met deze zware last de tradities hoog te houden, lijkt de elektrische babybass een anachronisme. Toch blijkt de verklaring simpel. Nadat op de Europese tournees inmiddels een tweetal contrabassen is gesneuveld, is het gezelschap voor dit soort uitwedstrijden overgestapt op de beter hanteerbare en daardoor minder kwetsbare babybass. Een uit noodzaak geboren vernieuwing. Maar ook zij zien het als behelpen. Wanneer een theater zelf over een contrabas beschikt, heeft die natuurlijk de voorkeur. Maar is dit orkest en al deze rompslomp nodig om het erfgoed van Ignacio Piñeiro levend te houden? Zijn composities staan niet alleen op het repertoire van Cubaanse orkesten als Manolito y su Trabuco, Sierra Maestra, Anacaona. Ook kopstukken uit de New Yorkse salsa-scène schromen niet om een nummer van Ignacio Piñeiro te spelen: Johnny Pacheco, Cheo Feliciano, Eddie Palmieri, José Alberto "El Canario". Het kost geen moeite deze lijst nog langer te maken. Ignacio Piñeiro lijkt daarmee ook zonder Septeto Nacional onsterfelijk. Wat rest is de zorg dat ook het septeto-concept blijft bestaan. Daar zorgen de heren van Nacional wel voor.
Voor de fijnproever:
De relatie tussen Ignacio Piñeiro en New York is een interessante. Niet in de laatste plaats doordat Ignacio Piñeiro tot de eerste Cubaanse artiesten behoorde die naar New York werden gehaald om opnamen te maken. Het is niet toevallig dat het eerste grote handboek over salsamuziek - "El libro de la salsa, crónica de la música del caribe urbano" van Cesar Miguel Rondón - begint met de tekst van een liedje van Ignacio Piñeiro: "Echale salsita". Het citaat wordt gevolgd door een paginagrote afbeelding van de componist. Nu doen verschillende verhalen de ronde over welke dubbelzinnigheden in deze tekst besloten liggen. Hoewel het nummer al eerder was geschreven, zou Ignacio Piñeiro het met een speciale bedoeling op het repertoire hebben gezet voor hun tournee naar de Wereldtentoonstelling in Chicago in 1933. Hij zou het eten tijdens eerdere reizen door de Verenigde Staten verschrikkelijk hebben gevonden. Om het voor hem verteerbaar te krijgen, moest er saus bij. Heel veel saus. Het vooruitzicht van de ontberingen die zijn maag opnieuw te wachten stonden, heeft hem toen doen besluiten het als een soort muzikaal protest tegen het slechte eten op het repertoire zetten. Maar daar was het in dat boek niet om te doen. Het was slechts een opstapje naar de herkomst van het woord "salsa", de term waarmee in de jaren zeventig een specifiek muziekgenre werd gelabeld.
Op een moment waarop iedereen over de herkomst van het woord aan het speculeren was, hadden de Cubanen met dit nummer "hard" bewijs in handen om hun claims kracht bij te zetten. De link die in dat dikke boek wordt gelegd tussen "salsa" en Ignacio Piñeiro is om meerdere redenen interessant. Er ligt namelijk een parallel besloten in het verhaal van de Cubaanse son en de New Yorkse salsa. Op een ander abstractieniveau. Wanneer het wordt beschouwd als proces van hoe een regionaal muziekgenre in een grootstedelijke omgeving transformeert en hoe het daarbij aan een bepaalde sociale laag een identiteit kan geven. Want zodra "salsa" het verhaal is van Puertoricaanse immigranten in New Yorkse achterstandswijken, die daar hun traditionele Caribische muziek laten versmelten met het ritme van deze multiculturele wereldstad, dan verschilt dat verhaal niet veel met het verhaal van de "son" zoals dat zojuist is verteld. De ingrediënten zijn vrijwel hetzelfde. Het enige verschil is eigenlijk dat het Cubaanse verhaal zich pakweg vijftig jaar eerder afspeelt en dan niet in metropool New York, maar in metropool Havana.
 
Copyright: De inhoud van deze pagina, de daarin opgenomen gegevens, afbeeldingen, geluiden, teksten en combinaties daarvan en de programmatuur zijn beschermd door auteurs- en databankrechten. Deze rechten berusten bij Salsa Info/Latin EMagazine. Zonder schriftelijke voorafgaande toestemming van Salsa Info/Latin EMagazine is het niet toegestaan deze site of enig onderdeel daarvan te kopiëren.
 
© Latin-Emagazine.com is een uitgave van Salsa Info.nl - Breda - K.v.K. 17185253 | privacy | disclaimer | cookies | adverteren