|
|
|
Cursus Spaans voor beginners:
Dit is een goede basiscursus voor iedereen die Spaans wil leren. U kunt er alle kanten mee op.
Wilt u Spaans leren voor de vakantie, voor het werk of als hobby? Dan geeft deze cursus u een prima start. We gebruiken een interactieve lesmethode met veel oefenmateriaal. Tenslotte is een taal leren ook een kwestie van kilometers maken. Deze cursus wordt gegeven in Breda.
|
|
|
|
|
Word ook gratis lid v/h Latin Emagazine! |
|
Het Latin Emagazine is helemaal gratis! |
|
Maximaal 1 bericht per maand |
|
Elke 5e of de 6e v/d maand in je inbox |
|
Uitschrijven is net zo simpel als inschrijven |
|
|
|
|
|
Interview met: Johnny Polanco (New York)
In de reeks van "Interview met" heeft het
Salsa Info team bestaande uit
Otto & Kati van Helden (Lago Latino),
André Lambeck & Caroline Bergwerf
(Latin Emagazine) diverse nationale en internationale artiesten geinterviewd. (2004 t/m 2006)
Noot: Wees er van bewust dat de inhoud van het interview
is gedateerd. |
|
Datum: 2 juli 2006 |
Waar: Latin Village, Spaarnwoude |
Interview: Otto van Helden
|
Redactie: Caroline Bergwerf |
Fotografie: Kati van Helden
|
Rubriek: Latin interviews |
|
|
"12 ambachten, 13 instrumenten"
Hij gaat er prat op 13 instrumenten te kunnen bespelen. Vanwege deze veelzijdigheid was hij indertijd een gewilde naam om op de reservelijst te hebben. Wanneer hij er was, maakte het niet uit wie er tijdens repetities of optredens niet zou komen opdagen. Johnny Polanco kon elke plaats vullen. Wellicht dat diezelfde veelzijdigheid hem ook tot Grote Onbekende heeft gemaakt. Doordat hij de toewijding miste om met één instrument tot op het allerhoogste niveau door te dringen, bleef hij altijd in de schaduw van anderen die beter waren. Maar bekendheid en erkenning lijken niet de grootste drijfveer van deze artiest. In muzikaal opzicht heeft hij niet veel pretenties. Hij wil gewoon lekker bezig zijn. De vader van Johnny is van Dominicaanse afkomst. Hij was slechts 8 jaar toen hij naar de VS emigreerde. |
|
In New York kwam hij in de Puertoricaanse gemeenschap terecht en leerde daar zijn latere echtgenote kennen. Met een Dominicaanse vader en een Puertoricaanse moeder leek het op het eerste gezicht een dubbeltje op zijn kant of zoon Johnny (1954) het salsa-idioom zou oppakken. Voor hetzelfde geld had hij in de merengue-scene verzeild kunnen zijn geraakt. Maar in zijn ouderlijk huis klonk geen merengue. Daar schalde de muziek van Machito, Tito Puente en Tito Rodríguez. Volgens Johnny had dit alles te maken met het feit dat het gezin in de South Bronx woonde, de wijk waarin indertijd het merendeel van de Puertoricaanse immigranten was neergestreken. De Dominicanen woonden vooral in South Manhattan.
In 1971 verliet Johnny de middelbare school en werd automonteur. Zijn vader had een benzinestation en overdag kluste hij daar wat bij. Maar 's avonds dook hij het nachtleven in en kreeg daar muzikaal "vervolgonderwijs". Johnny was opgegroeid in buurt waar Nicky Marrero, Andy en Jerry González en Jimmy Delgado bij wijze van spreken om de hoek woonden. Muziek maken was onder jongens in die tijd populairder dan een potje voetbal. Dat Johnny het nachtleven indook om met zijn vrienden muziek te gaan maken, was niet iets gerichts maar iets dat als vanzelf zo liep. Er lag geen doorwrochte muzikale scholing aan ten grondslag. Hij speelde bongo’s. Net als vele anderen in die tijd, had Johnny het gewoon opgepikt en zich autodidactisch verder ontwikkeld. In die tijd kon hij geen noot lezen en speelde alles op zijn geheugen. Johnny was welgeteld 16 jaar oud, toen hij voor het eerst in een serieus orkest speelde. Dat was het orkest van Steve Colón met onder meer Chombo Silva in de gelederen. Een jaar later, Johnny was inmiddels 17 en zat nog op de middelbare school, stond hij op het podium samen met Johnny Pacheco. In diezelfde periode nam hij het stoutmoedige besluit een eigen orkest te formeren. Hij noemde het "Libertad" (Vrijheid).
In zijn essentie ging het hem daarbij om een soort vrijheid van meningsuiting. Muziek maken was voor Johnny als het afleggen van een verklaring. Met dat orkest was hij niet gebonden aan wat anderen hem opdrongen. Hij wou eigen keuzes maken en een eigen verklaring afleggen. Het waren geen verheven politieke idealen of iets dergelijks. Hij wilde dansmuziek spelen, geïnspireerd door de grote drie: Machito, Tito Puente en Tito Rodríguez. Johnny was met de muziek van hun big bands opgegroeid. In die tijd hoorde je deze muziek niet meer. Johnny voelde dat als een gemis. Johnny's Libertad had een conjunto-bezetting maar hij wilde het op zo'n manier laten klinken dat het zijn publiek een big band gevoel zou geven. Aan het plan en de opzet mankeerde niets. Toch heeft het orkest niet lang bestaan. Johnny was jong, onervaren en overmoedig. Hij moest zichzelf nog leren kennen. Onder de in het oog springende eigenschappen van iemand van het sterrenbeeld Leeuw wordt steevast "leiderschap" vermeld. Toch bleek Johnny allerminst behept met deze eigenschap. Hij wilde alleen dingen in gang zetten en het leek heel vanzelfsprekend om dat voor elkaar te krijgen met een eigen orkest. Maar Johnny zat niet te wachten op alles wat daarbij komt kijken.
Hij wilde alleen spelen. Heel veel spelen. Dat eigen orkest gaf alleen maar sores en ondertussen kon hij overal terecht als sideman. Toen anderen aangaven de leiding over Conjunto Libertad te willen overnemen, had hij daar dan ook niet de minste moeite mee. De wisseling van de wacht werd het einde van het Conjunto Libertad in zijn oorspronkelijk opzet. Er werden allerlei veranderingen doorgevoerd en het orkest kreeg de naam Charanga Sensual. Maar Johnny was ondertussen niet meer aan één orkest gebonden. Hij speelde overal en met alles en iedereen. Zo was hij onder meer te horen met Wayne Gorbea en diens Conjunto Salsa, met Conjunto Saoco van Henry Fiol en William Millán, met Orquesta Guararé, Los Kimbos en Conjunto Clásico en met het orkest van Kako Bastar en dat van zijn zoon Richard Bastar. Noem een naam en hij blijkt er wel eens mee op het podium te hebben gestaan. De populariteit van Johnny had alles te maken met zijn veelzijdigheid. Op een gegeven moment had hij maar liefst 13 instrumenten onder de knie. Dat kwam doordat hij in de loop der jaren met allerlei muzikanten bevriend was geraakt. Maar hoe goed en beroemd die muzikanten ook waren, nimmer werden zij hoogmoedig. Als persoon bleven zij eenvoudig. Ze waren voor Johhny heel aanspreekbaar en altijd bereid hem wat te leren. In die tijd pikte Johnny dit soort dingen heel snel op. Hij hoefde maar een instrument op te pakken en kon er geluid uit krijgen. Met de aanwijzingen van deze muzikanten kon hij er na wat oefening in minder dan geen tijd op spelen. Door deze veelzijdigheid was het heel aantrekkelijk om hem in te huren. Want met Johnny in de gelederen had je in wezen drie, vier muzikanten tegelijk. In zijn periode met Guararé bijvoorbeeld, nam hij zowel de trombone, de viool als de tres voor zijn rekening.
Maar in diezelfde periode was er ook veel te doen om drugs. Nogal wat van Johnny's vrienden waren in deze scene ontspoord. Hijzelf was inmiddels getrouwd kreeg zijn eerste kind. Het maakte dat hij ging nadenken over de toekomst van dat kind en wat deze omgeving hem te bieden had. De uitkomst moet hem somber hebben gestemd. Hier moest zijn zoon niet opgroeien. Weg dus uit New York. Daarvoor moest hij wel zijn leven een andere richting geven. De simpelste manier was beroepsmilitair te worden. Hij tekende bij de Mariniers en werd in andere delen van het land gelegerd. Het leek een afscheid van de muziek. Maar het bloed kruipt waar het niet kan gaan. Tussen zijn maten in dienst zaten de nodige muzikanten. Deze hadden ook zo hun kwaliteiten. Maar Johnny trok er zijn neus voor op. Het deed hem alleen maar beseffen hoe verwend hij was geweest. In de New Yorkse salsa-scene had hij met de absolute top gespeeld. Daar konden deze mensen niet aan tippen. Zij konden hem dat specifieke New Yorkse gevoel niet geven en Johnny wist ook niet hoe hij dat gevoel aan hen kon overbrengen. Hij wou geen surrogaat en deed er alles aan om toch in de New Yorkse scene actief te blijven. Johnny haalde daarvoor de raarste capriolen uit. Zo ging hij, toen hij in North Carolina gelegerd was, steevast met een groepje vrienden in de weekenden naar New York om daar zijn muzikale dorst te laven.
Met de auto waren het monsterritten, maar die hadden zij daar wel voor over.
Toen Johnny in Californië werd gelegerd, was het uit met deze uitstapjes naar New York. Toch kon hij het muziek maken niet laten en ontmoette op een gegeven moment Artie Webb. Zij kenden elkaar nog van vroeger in New York. Artie vroeg Johnny om in zijn band te komen spelen. Op de één of andere manier nam het een wending waardoor Johnny zich in 1993 geroepen voelde zelf een band op te richten: Conjunto Amistad. Ondertussen was hij na twintig jaar beroepsmilitair te zijn geweest, gepensioneerd. Hij had alle tijd om zich op het nieuwe project te werpen. Johnny verzekerde ons eenmaal en andermaal dat hij er niet de minste behoefte aan had om orkestleider te worden. Zijn eerdere ervaringen stonden hem daarvoor nog te zeer in het geheugen gegrift. Johnny ging opnieuw aan de slag. Hij wist een aantal muzikanten om zich heen te verzamelen die wél die typisch New Yorkse groove konden voortbrengen. Het geluid van zijn orkest werd binnen de op dat moment erg kwakkelende salsa-scene van Los Angeles een sensatie. Volgens Johnny had het enerzijds te maken met zijn tres. Het publiek had volgens hem nog nooit een tres gezien. De mensen kenden het wel van opnamen, maar hadden het nog nooit live gezien.
Anderzijds had het ook te maken met het feit dat hij zo veel instrumenten speelde. Dat was attractief voor het publiek. Door afwisselend vibes, viool, trombone of tres te spelen, kon hij het orkest tijdens het optreden van klankkleur laten wisselen. Van een kleur die hoort bij oude Cubaanse muziek tot één die hoort bij salsa dura in de New Yorkse jaren zeventig stijl. Het duurde even, maar na verloop van tijd was Johnny het zenit van de scene. Hij raakte als vanouds bij allerlei projecten betrokken. Niet alleen bij muziek voor de productie van albums, maar ook bij muziek voor speelfilms en televisieprogramma's zoals in 1997 bij de soundtrack voor de film "Contact" met Jody Foster. Een jaar later prijkt zijn naam tussen de muzikanten van het Grammy Award winnende album "Late night sessions" van Caravana Cubana. In datzelfde jaar, 1998, vinden wij hem ook bij Bobby Matos op het album: "Sessions: a 14 year retrospective of latin jazz sessions". Meer recent zijn de albums van Phil Robinson: "Oye - salsa, sabor y clave" (2005) en van Manny Silvera: "Origen" (2005). In een muzikale carrière die meer dan 35 jaar omspant, is zijn naam op talloze albums terechtgekomen. Wie denkt dat albums met een eigen orkest daarin het grootste aandeel hebben, heeft het mis. Met Conjunto Amistad heeft Johnny slechts een tweetal albums uitgebracht. In 1997 "L.A. Amistad" en in 2001 "Pa'l bailador". Met ruim 300 optredens per jaar, is Johnny constant op sjouw en kan zich niet permitteren om eens rustig voor zo'n project te gaan zitten. Hij onderkent het belang van het hebben van een eigen album: het is als een visitekaartje. Maar het studiowerk heeft bij hem geen prioriteit; hij gaat voor het podiumwerk.
|
|
|
Of het om een publiek van 30 of om 3.000 man gaat, dat maakt hem in principe niet meer uit.
Hij wil op het podium staan en dat publiek zien genieten. Johnny kijkt daarom kritisch naar het product dat hij biedt. Het gaat daarbij lang niet altijd om de prijs. Als het goed is, maar het ziet er niet uit, kom je niet aan de bak. Gouden regels voor hem zijn: op tijd komen, jezelf goed presenteren, correct gekleed zijn en op het podium niet als een stel dooie vissen staan. In het verlengde hiervan vindt hij een studio-opname geen recht doen aan de kwaliteiten van zijn orkest. Live voor publiek klinken zij vele malen strakker dan wanneer zij in een steriele studio spelen. Daar ben je gebonden aan tijd en is er ook geen ruimte voor improvisatie. Toch werkt Johnny momenteel aan een nieuw album. Hij heeft daarvoor een aantal artiesten van kaliber voor weten strikken zoals zangers Ray de la Paz, Frankie Vázquez, Frankie Morales, Azuquita en Ray Ramos. Ook tussen de instrumentalisten prijken grote namen: Cachao López, Artie Webb, Jimmie Bosch en Niño Jesús. Emotioneel is het voor Johnny een soort reünie. Het zijn allemaal mensen met wie hij lang geleden samen heeft opgetreden.
Zakelijk is het een nieuwe strategie om de malaise in de cd-industrie te doorbreken. Een malaise die volgens Johnny niet alleen moet worden toegeschreven aan het internet en de computer. Het is een malaise die deze industrie ook zelf over zich heeft afgeroepen. De platenmaatschappijen hebben volgen hem zonder enige schroom grote hoeveelheden albums op de markt gebracht met slechts één of twee liedjes die werkelijk de moeite waard zijn. Mensen willen hun geld niet verspillen aan b-keuze liedjes. Omdat zij die andere ellende niet willen hebben, jaag je ze als het ware het internet op. Johnny redeneert dat pas wanneer de meeste liedjes goed zijn, het voor mensen interessant wordt zo'n album te kopen. Er zijn er volgens hem genoeg mensen die dan liever geen kopie, maar het origineel willen hebben. Johnny wil daarom zijn lot niet in handen leggen van de grote platenlabels. Hij heeft daar zo zijn ervaring mee en wil geen slachtoffer meer worden van hun bedenkelijke praktijken. Hij wil gewoon weten hoeveel cd's er zijn gemaakt, wat dat heeft gekost, hoeveel daarvan zijn verkocht en hoeveel er als promo gratis zijn weggegeven. Het is onontbeerlijke informatie om de royalty's te kunnen bepalen. Juist over deze zaken hangt bij de grote platenlabels voortdurend mist. Voor Johnny was het reden om een eigen label in het leven te roepen. Een klein label, dat aansluiting moet gaan vinden bij een bepaald publiek. Daarna moet mond-tot-mondreclame de rest doen. Nu heeft hij zelf niet alleen de cijfers in handen, maar ook de verantwoording over het hele project. Het al dan niet slagen ervan zal hij alleen aan zichzelf kunnen toeschrijven. Salsa was in de jaren zeventig het vaandel van een zelfbewuste, identiteit zoekende generatie latino's die leefden in achterstandswijk. Maar naast de profane salsa, had de latino-identiteit ook een spirituele verschijningsvorm: de Santería. Deze Afro-Cubaanse religie kreeg daardoor ook in New York veel aanhang. Ook Johnny bleek ontvankelijk voor het gedachtegoed achter de Siete Potencias. Van huis uit katholiek en vertrouwd met heiligen, was het voor hem niet zo'n grote stap.
Maar waar de meesten een enkele armband of ketting dragen met kralen in de kleuren van hun Santo, draagt Johnny meerdere kettingen in alle zeven kleuren. Hij verklaart meerdere Santos te hebben. Changó is voor hem de belangrijkste. Maar hij voegt er meteen aan toe dat je Changó op verschillende manieren kunt benaderen; er zijn verschillende richtingen. Er zijn niet voor niets Siete Potencias. Johnny is trots op die zeven kleuren om zijn nek. Hij ziet het als invulling van grondrechten zoals vrijheid van meningsuiting en voelt zich er een stuk beter door. Maar naast meningsuiting speelt bij hem zeker ook bijgeloof een rol. Want hij wil zich weren tegen krachten van mensen die hem afgunstig zijn. In het leger kan het nooit kwaad er een beschermengeltje bij te hebben. Maar ook in de salsa heeft hij er behoefte aan. Deze van oorsprong Cubaanse muziek heeft voor hem namelijk ook zijn duistere kanten. Toch moet hij nog lang voor dit alles al hulp van boven hebben gehad met het oog op zijn latere carrière. Want gevraagd naar zijn officiële naam antwoordt hij: "Johnny. Grappig eigenlijk, want de naam van mijn vader is Socrates. Ik geloof niet dat dit een wervende artiestennaam zou zijn geweest."
|
|
|
|
Copyright: De inhoud van deze pagina, de daarin opgenomen gegevens, afbeeldingen, geluiden, teksten en combinaties daarvan en de programmatuur zijn beschermd door auteurs- en databankrechten. Deze rechten berusten bij Salsa Info/Latin EMagazine. Zonder schriftelijke voorafgaande toestemming van Salsa Info/Latin EMagazine is het niet toegestaan deze site of enig onderdeel daarvan te kopiëren. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|