Het was mij volkomen onduidelijk wat wij daar te zoeken hadden. Vermoedelijk wisten die mensen daar niet eens of salsa met een "s" of met een "z" moest worden geschreven. Maar enfin, wij daar naar toe. Mijn bange vermoedens werden bewaarheid. De DJ had weinig op met salsa en ook het grote publiek liet het afweten. Maar toen de band aantrad, werd mij alles duidelijk. Ik kreeg van één van de feestgangers, een politiek vluchteling uit Uruguay, een por in mijn maag. Daarna vertrouwde hij mij toe, wijzend op de zangeres, dat zij uit Uruguay kwam en pas hier in Nederland was. Hij kon zijn ogen niet van haar afhouden en glom van trots. Hier was het hem om te doen geweest. De floppende salsaparty was voor hem op dat moment bijzaak. Dat was mijn eerste kennismaking met Beatríz Aguiar. Een charmante dame, die inderdaad niet lang daarvoor naar Nederland was gekomen. Weliswaar Zuid-Amerikaanse van origine, maar dat betekent niet automatisch dat zij met salsa is grootgebracht. Uruguays hoofdstad Montevideo, gelegen aan de ene zijde van de monding van de Río de la Plata, met aan gene zijde de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires, ligt in de periferie van de candombe, de chacarera, de samba en de tango. Haar ouders waren verzot op deze genres en luisterden dus vooral naar Argentijnse en Uruguayaanse zangers. Het was deze muziek waarmee Beatríz aanvankelijk werd opgevoed.
Maar haar ouders zagen voor hun oogappel een toekomst in de showbizz. Ze stimuleerden haar muzikale ontwikkeling door alle platen te kopen die hun dochter maar wou hebben. Ook stuurden zij haar naar de muziekschool. Daar kreeg Beatríz haar eerste onderricht in zang en gitaarspel. Al die hoop en inspanning van haar ouders zouden voor niets zijn geweest, wanneer Beatríz er geen aanleg voor of andere ambities zou hebben gehad. Gelukkig voor hen bleek Beatríz inderdaad te zijn behept met een grote passie voor muziek. Zowel zingen als schrijven. Voor haar was het zingen in een koor beslist geen straf. Maar net als alle tieners om haar heen, luisterde zij op de radio het liefst naar popmuziek van The Pretenders, Blondie en van Joni Mitchell. De New Yorkse salsa die overal in de Cariben aansloeg, slaagde er aanvankelijk niet in de evenaar te passeren. In Uruguay was deze muziek weliswaar niet geheel onbekend, maar sloeg niet aan bij het grote publiek, dat in die dagen een heel andere oriëntatie had. Ook Beatríz was niet onbekend met het salsagenre. Haar vader reisde veel en had de gewoonte om overal waar hij kwam, bandjes van de radio op te nemen. Het stelde zijn nieuwsgierige dochter in staat haar muzikale horizon te verbreden met New Yorkse salsamuziek, Colombiaanse cumbias en Curaçaose son montunos.
Van de salsa was het de muziek van Willie Colón en Rubén Blades die haar het meeste aansprak. Ondertussen maakte zijzelf wat betreft haar muzikale carrière haar eerste vorderingen. Ze was in een orkestje gaan zingen en kwam daarmee op televisie. Van het één rolde ze in het ander en na verloop van tijd raakte ze verbonden aan een studio waar ze voor allerlei opnamen koortjes inzong. Al met al was haar ster langzaam rijzende. Maar het eens zo welvarende Uruguay kreeg te maken met een economische recessie. Het maakte dat Beatríz en haar man, percussionist Enrique Firpi, als zo veel jongeren in die dagen om zich heen gingen kijken om elders een betere toekomst te vinden. Een bevriende collega-muzikant, de pianist / bassist José Lopretti, had zich enige tijd daarvoor in Nederland gevestigd. Deze wou hen daar wel op weg helpen. Een aantrekkelijk aanbod, maar Beatríz en Enrique waren nog niet helemaal zeker van hun besluit. Zij wilden eerst de kat uit de boom kijken. Begin jaren '90 maakten zij de oversteek, aanvankelijk met idee zich alleen te oriënteren. Maar de Nederlandse samenleving bleek boven verwachting prettig aan te voelen. Het land was multicultureel ingesteld en bleek een levendige muziekscène te hebben. Binnen de kortste keren vonden zij daar aansluiting bij en het is nooit meer bij hen opgekomen om het nog ergens anders te proberen.
José Lopretti strikte Beatríz meteen voor zijn eigen formatie: "Candombe". Al snel kon zij aansluiten bij het Folklore Ensemble, een gezelschap met muzikanten uit Argentinië en Uruguay, waarmee zij een tournee door Europa maakte. Binnen de korte keren had zij ook een aantal studiosessies achter de rug. Na goed luisteren, wat experimenteren en met wat hulp van meer ervaren zangers kreeg zij ook de salsaslag te pakken. Strategisch goed gekozen, want vanaf dat moment werd zij ook voor deze scène interessant. Caribbean Express werd het eerste orkest dat haar in de vaste bezetting opnam. Beatríz bleef niet onopgemerkt en niet lang daarna werd zij gecharterd voor een aantal clinics aan het conservatorium van Rotterdam. Hoewel deze in haar beleving niet veel om het lijf hadden, hielp het haar wel om haar netwerk uit te breiden. Niet lang daarna vinden wij haar dan ook op het podium met Nueva Manteca, de formatie van Jan Laurens Hartong, en met de Cu-Bop City Big Band van Lucas van Merwijk.
Beatríz werkte bij meer projecten samen met Lucas van Merwijk, getuige haar bijdrage aan diens album "Uru" met Sticks & Strings uit 1993 (Timeless SJP 411). In datzelfde jaar verleende zij ook haar medewerking aan het naar Nederlandse maatstaven succesvolle album "Greatest hits in salsa" van The Studio Band, een eenmalig project van Adeeb Oberoi (Oberoi Records 930806). Zij is erop te horen in een duet met Cachito Vaz. Maar anders dan de titel van het album doet vermoeden, is het wel in het Spaans gezongen. Op het podium troffen wij haar dat jaar aan met "Ropes for Tails", de band van Reno Steba. Met deze formatie schitterde zij tijdens het Aruba Jazz & Latin Music Festival. Twee jaar later trad zij daar nogmaals op en schaarde zich daarmee tussen illustere namen als Jon Secada, Ilan Chester en het Gran Combo de Puerto Rico. De jaren daarop profileerde zij zich vooral binnen de salsascène. Zij schreef een groot deel van het repertoire waarmee de formatie Siembra haar eerste en enige cd opnam ("Abriendo barreras", PMF Records 91.04-2). Op dit album springt met name het door haar gezongen nummer "Cantante latino" in het oog. Beatríz heeft het nummer tot haar verbazing zelfs in Uruguay gehoord. Naar Nederlandse salsamaatstaven was het dus een succes. Ondertussen kwamen wij haar naam op een steeds groter aantal albums tegen. In 1998 was zij in de New Yorkse Dubway Studios te vinden voor opnamen samen met Adalberto Santiago. Met hem werkte zij daar aan het album "Lookin' up" van David Rothschild (Via Records 9920472).
Het jaar daarop hielp zij Leslie López met zijn album "Bomba moderna" (Buitenkunst 9910). En passant hielp zij Laura Fygi met haar album "The Latin Touch". Dit lijstje is zeker niet volledig en wie er op gaat studeren zal het zeker kunnen aanvullen. Maar 2000 was ook het jaar dat zij ging zingen voor Rumbatá. Ze viel met haar neus in de boter, want er stonden juist twee projecten op stapel. Het eerste was de opname van een rechttoe rechtaan salsa album dat deels in Cuba en deels in Nederland werd opgenomen. Het Cubaanse deel betrof een kortstondige samenwerking met Issac Delgado. Het album is in 2001 op de markt gekomen onder de titel "Patria y bandera" (BMCD 320). Het andere project betrof de uitvoering van een pretentieus muziekstuk om het tienjarig bestaan van Rumbatá luister bij te zetten. Voor deze opmerkelijke suite met de naam "Cuatro estaciones de América Latina" (BMCD 329) schreef Beatríz de tekst voor maar liefst drie van de vier delen waaruit die suite was opgebouwd. Het was niet direct een project voor het grote salsapubliek. Toch waren het juist projecten als deze, die Beatríz deden realiseren dat zij en Jaime Rodríguez, de stuwende kracht achter Rumbatá, in muzikaal opzicht dezelfde taal spraken. Zij stopte met freelancen en maakte tijd vrij voor Rumbatá en de projecten van Jaime. Dit heeft haar er overigens niet van weerhouden om in 2003 nog even de backing vocals te verzorgen bij een lied van Sandra Mirabal voor het album "Alma Guajira" van Estrella Acosta (eStar 132).
Maar hoe graag wij haar ook verdienstelijk salsa horen zingen, zelf wil zij zich daar niet op vastpinnen. De stekjes die haar vader lang geleden heeft gepoot, lijken tot wasdom te zijn gekomen. Het is niet één bepaald genre dat exclusief haar aandacht heeft. Zij laat zich inspireren door muziek en artiestes uit uiteenlopende windrichtingen: de Argentijnse Mercedes Sosa; de Peruaanse Eva Ayllón en de Colombiaanse Petrona Martínez. Eén ding hebben deze dames gemeen. In hun muziek laten zij, elk op hun specifieke manier, de diep in hun cultuur gewortelde Afrikaanse invloeden doorklinken. Juist dit blijkt de grote fascinatie van Beatríz te zijn. Hoe die Afrikaanse invloeden zijn verpakt, als volksmuziek, popmuziek, kunstmuziek of jazz, het maakt haar in principe niet uit. Soms wenst zij zelfs helemaal geen verpakking en legt haar oor te luisteren bij de bron. Dan wordt bij haar muziek gedraaid van Richard Bona uit Kameroen. Aangemoedigd door haar omgeving, is zij daarom in 2003 met een kleine kring toegewijde en bekwame muzikanten op zoek gegaan naar zichzelf. Met de Beatríz Aguiar Band is zij op zoek gegaan naar een idioom voor haar roots. Het bleek een compleet nieuwe ervaring voor haar.
Tot dan toe had zij alleen aan andermans projecten gewerkt. Nu draaide het opeens om haar eigen boodschap. Een boodschap die niet kant-en-klaar op de toonbank lag, maar die zij eerst zelf moest ontdekken. Het deed haar beseffen dat haar leven de weerslag is van allerlei gebeurtenissen en het feit dat zij in allerlei culturen verstrengeld is geraakt. Zij woont weliswaar in Nederland, maar haar wieg stond in Uruguay. Zij zingt Argentijnse muziek, maar houdt minstens zo veel van Colombiaanse muziek. En zo zijn nog wat lijnen te trekken. Beatríz zette haar gedachten in rij en gelid en begon te schrijven over haar land, haar leven en haar passies. En voor zover zij de teksten niet zelf schreef, zocht zij met zorg poëzie van anderen. Zo kwam zij op de proppen met teksten van de Argentijnen Orlando Miño en Herman Ruiz en van de Braziliaanse Joyce Silveira Moreno, die haar uit het hart gegrepen waren. Niet eerder had zij zoiets persoonlijks om handen gehad. Voor de onderliggende muziek riep zij de hulp in van José Lopretti en Jaime Rodríguez.