Na een dag verzengende hitte was het eindelijk zo ver. Met het invallen van de avond was het tijd voor de hekkensluiter, tevens klapstuk van het 1e Qué Rico Festival in Ravenstein. Er was namelijk een gecombineerd optreden aangekondigd van Grupo Ajiaco en Proyecto Comparsa Oriental. Het husseltje instrumenten dat zij voor hun act nodig hadden, maakte niet bepaald indruk. Er werd echter geheimzinnig gegniffeld.
Deze instrumenten met alleen nog een paar Cubanen tussen het publiek zouden ruim voldoende zijn. Dan grijpt Joaquín Salorzano naar zijn instrument, tuit zijn lippen en betovert het avondrood.
Het nasale jengelende geluid van zijn "corneta china" krijgt spoedig bijval van een bont allegaartje slaginstrumenten en de blazerssectie van Grupo Ajiaco. Als vanzelf wordt het lome publiek in de woeste draaikolk van een comparsa gezogen. Opgetogen gezichten, nieuwe pasjes, kreten… Iedereen doet mee. Het is ondertussen een zwoele avond geworden maar niemand die daar acht op slaat. De stoet zet zich in beweging. Draaiend en tollend wordt tijd en ruimte vergeten. De Cubaanse rattenvanger laat Ravenstein ongemerkt in het nachtelijk duister verdwijnen. Was het een kwartier? Een half uur? Ik weet het niet. Maar de decors werden werkelijkheid en even was het hele gezelschap in Santiago de Cuba. In sprookjes draait het gewoonlijk om een oud recept van een wijze tovenaar. Met de comparsa van Joaquín is het niet anders. Ook hij maakt gebruik van een beproefd recept. Een recept dat niet staat opgetekend in een dik beduimeld boekwerk maar dat als een echo is blijven nagalmen in de barrios van Santiago de Cuba. Daar wordt de traditie van de comparsa in ere gehouden. Daar wordt het nog steeds van generatie op generatie overgedragen. De tijden zijn natuurlijk veranderd en de comparsa verandert mee. Tegenwoordig zit de comparsa in het lespakket van muziekscholen. Bijgevolg wordt het hier en daar gecultiveerd. Toch blijft de comparsa een sociaal gebeuren waarbij op gezette tijden met allerhande instrumenten door de straten wordt getrokken.
Het begint met enkelen, maar alras zwelt zo´n stoet aan en trekt met een dansende en zingende menigte van honderden mensen van barrio tot barrio. Van wijk naar wijk, door de hele stad. Er is zelfs zoiets dat "invasión" heet. Daarbij gaat de ene comparsa op "visite" bij de ander. Een hele gebeurtenis waar duizenden mensen op af kunnen komen. Onze tovenaar, Joaquín Salorzano (1950), is een Santiaguero in hart en nieren. Hij is van huis uit percussionist en heeft in die rol in tal van orkesten gespeeld. Als kind al speelde hij met een campanilla en liep mee in comparsas. Omstreeks zijn vijftiende jaar werd het serieus en maakte hij als professioneel muzikant zijn entree in de muziekwereld. Hij ontplooide zich veelzijdig en speelde in allerlei formaties die populaire, traditionele en folkloristische muziek op het programma hadden staan. Zo speelde hij in 1970 met het Conjunto Folclórico de Cuba en met Los Guanches.
Midden jaren tachtig speelde hij met Cuarteto Patria van Eliades Ochoa en later ook nog met het orkest van diens zuster, Maria Ochoa: Corazon de Son. Het zijn slechts enkele namen van een lange lijst van groepen met een repertoire dat voornamelijk uit son cubano bestaat. Ondertussen bleef hij werken met comparsagroepen en bekwaamde zich op de "corneta china". Op een gegeven moment werd hij leider van Grupo Obini Irawo. Sinds een paar jaar prijkt ook het leiderschap van Proyecto Comparsa Oriental op zijn conduitestaat. In wezen is een comparsa niet meer dan een groep van pakweg 20 muzikanten die kunnen spelen op instrumenten zoals de bokú, de campana, de corneta china, de tambora en nog wat andere geïmproviseerde instrumenten. Er komt geen partituur of geluidsinstallatie aan te pas. Bij de eerste roffels en refreinen stoppen de mensen met wat zij doen en gaan de straat op. Al dan niet met een slokje rum erbij, vormt zich aldus vrolijk dansende en zingende sliert mensen die achter de muziek aan door de wijk trekt. Met dit project beoogde Joaquín dit stuk lokale folklore om te bouwen tot een naar het buitenland exporteerbaar product.
Hij gaat ervan uit dat in het buitenland het beeld over de Cubaanse muziek voornamelijk wordt bepaald door een handje vol ritmes zoals de bolero, de danzón, de guaracha, de mambo, de rumba en de son. Met zijn Proyecto Comparsa Oriental wilde Joaquín dit cirkeltje doorbreken en de aandacht vestigen op de comparsa met zijn eigenaardige instrumenten en specifieke repertoire. Maar Joaquín besefte dat het financieel niet echt haalbaar zou zijn om met een groep van 20 muzikanten langs Europese podia te trekken. Hij besloot voor dit project te gaan werken met een afgeslankte versie. Joaquín verzamelde daarvoor een keur aan musici die door hun kwaliteiten zouden compenseren wat hij aan kwantiteit moest laten schieten. In 2003 was het zo ver. Het project was rond en hij kreeg een aanbieding voor een tournee door Europa. Nederland maakte tijdens de Apeldoornse Dias Latinas voor het eerst met het fenomeen kennis. Joaquín is in 2005 teruggekomen en heeft afgelopen maanden wederom de kunsten van zijn Proyecto Comparsa Oriental op allerlei grotere en kleinere festivals kunnen vertonen. Dit jaar bood samenwerking met het gelijktijdig rondtoerende Grupo Ajiaco voor hem in verschillende opzichten een buitenkansje.
Zo kon hij immers een grotere groep muzikanten bij elkaar krijgen wat meer aansluit bij wat een echte comparsa nodig heeft. Hoewel blaasinstrumenten zoals trompet en trombone in de compasa geen onbekenden zijn, zijn zij toch ook weer niet algemeen. De inbreng van de muzikanten van Ajiaco biedt daardoor nieuwe mogelijkheden. Naast de typische carnavalsmuziek komt, als het zo loopt, ook de populaire muziek binnen bereik. Maar dan wel in een eigenaardige mix van percussie, trombones en corneta china. Daarmee wordt in strikte zin de comparsa uit Santiago losgelaten en ontstaat een ware ajiaco, een stoofpot met van alles door elkaar. Het geluid is niet meer 100% Santiago de Cuba maar is universeler, onbestemder zo je wilt, maar wel op en top Cubaans. Joaquín is tevreden over het nieuw gevonden geluid. De anderen vertrouwen blindelings op zijn expertise. Hij weet wat hij doet en Joaquín wordt door hen naar voren geschoven als de specialist die onze nieuwsgierigheid naar het fenomeen "comparsa" moet bevredigen. Maar hij maakt het ons lastig.
Want hoewel in het Spaans-Nederlands woordenboek staat vermeld dat "comparsa" enkel een "vrolijke optocht" betekent, gebruikt hij het woord in verschillende betekenissen. Zo gebruikt hij het (1) voor een groep muzikanten met een specifieke instrumentatie, dan weer voor (2) de hele optocht van muzikanten en meelopers. Verder gebruikt hij het voor aanduiding van (3) een specifiek genre muziek, maar bijvoorbeeld ook weer voor (4) een vereniging waarvan de leden op gezette tijd een comparsa in de zin van betekenis (1) moeten vormen. Toch laten wij ons hier niet door van de wijs brengen. Niet alleen door geografische omstandigheden, maar ook door haar historie raakte Cuba cultureel verdeeld in zones, zo legt Joaquín uit. Dit heeft natuurlijk zo zijn weerslag op de muziek gehad. Comparsa´s vindt je overal, maar elke zone heeft zijn specifieke kenmerken. De comparsa in Santiago blijkt een heftige gebeurtenis. Het heeft niets uitstaande met het kerkelijke carnaval. Dit klinkt al door in de Cubaanse uitdrukking wanneer iemand om 'carnavales de Oriente en Navidad' (het carnaval van Oriente tijdens Kerstmis) vraagt.
Deze persoon verlangt namelijk het onmogelijke. " Het carnaval in deze streek wordt eind juli gevierd en komt voort uit traditionele oogstfeesten op allerlei heiligendagen in die periode. Uitgerekend één daarvan is die van de schutspatroon van Santiago de Cuba." De verschillende comparsas hebben heel in de verte iets weg van het verzuilde Nederlandse omroepbestel: voor elke overtuiging een eigen organisatie. Want ooit, lang geleden, waren comparsas de trotse optochten van verschillende Afrikaanse stammen in hun traditionele kledij. Dit gebruik is gaandeweg verwaterd tot de bonte thematische optochten van tegenwoordig. Ook de muziek veranderde. Tradities werden losgelaten en elementen uit de directe omgeving geadopteerd. Natuurlijk zijn er allerlei liedjes uit overlevering bewaard gebleven. Ook worden refreinen gezongen van liedjes van bijvoorbeeld Miguel Matamoros en Ñico Saquito. Maar het zijn niet alleen deze overbekende liedjes uit de oude doos. Populaire deuntjes uit de hitparade worden al dan niet voorzien van een actuele tekst met smaak gedeclameerd. Dit alles in tegenstelling tot de teksten van liedjes van conga's die meestal over "cosas del pueblo" gaan.
Door de anonimiteit van de massa fungeerde de comparsa in het verleden als uitlaatklep om allerlei misstanden aan de kaak te stellen. Om die boodschap als het ware te onderstrepen werd de comparsa afgesloten met een heftig vuurwerk. Daarmee was de comparsa voor de omwenteling van 1959 een bron van sociale onrust en openlijke kritiek op de regering. Het genre kent dan ook een kleurrijke historie met allerlei stadsbestuurders die hebben gepoogd dit volksvermaak aan banden te leggen. Maar wat zij ook bedachten, het leven bleek sterker dan de leer. Het gebruik bleek te zeer met het dagelijks leven verweven om het eenvoudigweg te verbieden. Maar het is niet alleen protest waarvoor de comparsa werd gebruikt. Bekend zijn ook de liedjes die kandidaten in verkiezingstijd door gerenommeerde componisten lieten schrijven om hun leuzen aan de man te brengen. Ook het Nieuwe Cuba van Fidel Castro heeft de comparsa niet klein gekregen. Wel is het vuurwerk verdwenen en kreeg de comparsa een functie die meer aansloot bij de gewijzigde politieke koers. Zoals Joaquín het beschrijft, is het thans een van overheidswege in stand gehouden sociale voorziening voor de barrio geworden. Het heeft veel weg van een soort social club van waaruit tal van activiteiten worden ontwikkeld.
Vóór de revolutie kocht de comparsa zelf zijn instrumenten. Na de revolutie werden de instrumenten van regeringswege verstrekt en kreeg de comparsa een eigen verenigingsgebouw. De comparsas zijn mede daardoor al lang niet meer exclusief voorbehouden aan de carnavalsperiode. Natuurlijk is dat het hoogtepunt, maar het hele jaar door wordt naar aanleidingen gezocht om met z'n allen de straat op te kunnen gaan. Elk excuus wordt aangegrepen: een feest van een lokale school, een politieke manifestatie of wat dan ook kan een reden zijn om uit te rukken. Volgens Joaquín moet de maatschappelijke functie van de comparsa niet worden onderschat. Het biedt mensen ontspanning en geeft hen de gelegenheid om even te ontsnappen aan de hectiek van het dagelijks bestaan. Ondertussen is de comparsa ook een cruciale rol in het culturele leven in de barrio gaan vervullen.
Maar de cultivatie van de comparsa werpt zijn schaduw vooruit. Voorheen was het de spontaniteit van de straat. Nu wordt het onderwezen. En om het te onderwijzen is structuur nodig. Naarmate men slaagt de muziek te structureren neemt het wezenskenmerk ervan, de spontaniteit, evenredig af. Joaquín herkent dit wel, maar ziet het niet als een bedreiging.
|