Daarnaast laat Blades van zich horen met de onmiskenbare stem van zijn alter ego "Medoro Madera", een personage dat hij heeft gecreëerd om een eerbetoon aan de Cubaanse son-artiesten te brengen. Het is de eerste keer dat dit personage in een album opduikt dat niet van Rubén Blades zelf is. Cheo Feliciano zingt Un poquito de tu amor, een son-bolero van de hand van "manzanillero" Julio Gutierrez, die lange tijd in Puerto Rico heeft gewoond. El Canario zingt Amor Silvestre van Lorenzo Hierrezuelo, een nummer van Los Compadres dat erg populair was in de Dominicaanse Republiek. Met deze versie brengt hij een uitdrukkelijk eerbetoon aan Reynaldo Hierrezuelo, oftewel Rey Caney. Jimmy Bosch speelt trombone in La Reina Isabel van de geweldige Electo Rosell Chepín, een danzón met een impliciet eerbetoon aan Cachao. Edwin Colón Zayas speelt de “cuatro boricua” in Que le den candela, en maakt daarmee een buiging voor de bijdragen van Van Van aan de hedendaagse son van Septeto Santiaguero. En last but not least is er een bijdrage van Luisito Quintero op bongo in de changüí Yo Si tumbo la mata.